Kleine meid
De andere kant,
zo ver, zo veilig:
anders; niet identiek.
Kind, een klein meisje.
Je staat daar,
maar.....
je bent van mij.
Jij, die eigenlijk van
een ander zou moeten zijn,
want jij hoort niet bij mij.
Jouw pijn is niet de mijne,
jouw verdriet wil ik niet zien:
ik schaam me voor jou.
Toch voel ik het,
zie ik het,
maar wat moet ik daarmee...
Wat moet ik met die pijn,
de vernedering,
het gevoel gevangen te zijn,
een marionet, die loopt aan touwtjes...
gebruikt, in de hoek gegooid
voor ander speelgoed...
Achteloos vergeten.
Zo moest 't blijven:
ver weg gesmeten,
veilig vergeten in een hoek...
Veilig vergeten.
Veilig vergeten: nee dat nooit.
Emoties sterk en ongekend,
misselijk makend,
spoken door mijn hoofd.
Want dat kind... ben ik.