Een mooie bloemenweide,
en een heldere beek,
dat uitmondde in mooi blauw meer.
Het vlindertje vond bloemen,
Die voor haar wilde zorgen,
Dus het vlindertje streek neer.
Één bloem was niet zo aardig,
maar het vlindertje zag dat nog niet.
ze dacht dat het bij haar lag,
voelde zich schuldig om haar verdriet.
de bloem wilde toch alleen maar voor haar zorgen?
dus hield het vlindertje de woorden van de bloem,
veilig voor iedereen verborgen.
het vlindertje wilde het ook niet zien,
ze spiegelde zich aan haar grote zus,
en hoopte dat het dan beter werd misschien..
het vlindertje was blij dat haar broertje en haar zus,
haar onder de vleugels namen,
dus ze wilde niet de dorens zien,
alleen de mooie bramen.
één bloem kon er niet meer tegen,
en hij moest en zou weg.
het vlindertje hield zich zo sterk als het ging,
en probeerde bij de andere bloem,
de tranen af te vegen.
maar de bloem was te sterk,
en ze sloot de vlinder buiten,
ze had een hekel aan haar,
en die zou ze nu ook uiten.
het vlindertje, ze droomde enkel over dansen op de wind,
en ze wilde gewoon graag,
dat iedereen haar aardig vind.
ze was kapot, maar dat was niet wat mocht,
dus zwoegde ze verder, naar haar opzoek-naar-geluktocht.
het vlindertje vloog weg,
kwam bij de andere bloem weer terecht.
ze probeerde sterk te zijn,
en te winnen in haar gevecht.
het ging altijd ‘goed’,
want als het vlindertje aan ‘vroeger’ dacht,
zag ze steeds de bloemenweide,
steeds zag ze de mooie dingen,
en niet de schaduw van de nacht.
ze vroeg enkel om geluk,
maar ze werd een beetje ziek.
ze kon niet zo goed meer ademen,
en er kwam een man op haar passen,
en hij verwoeste haar definitief,
gebroken, helemaal stuk..