Uit: ééns per week een telefoongesprek. 1:
'Het is Lente op mijn balkon', zei ze opgeklaart.
Februari, en de sneeuw blijft liggen op de bomen.
Somtijds is het licht anders, hoogtijdagen van de kou.
Toedels en Tata, denkt het hoofd van blanke dame.
Toedels en Tata...laten we ons nog afentoe laven aan elkaar...
Al is het voor even maar, even maar...
Terug naar de Witte de Withstraat...terug naar daar...
En de dood zal niet binnen treden.
En weer verlaat de dag de uren, weer staat de zon
onzinnig ver te admosfeer.
's Avonds de mol op het plantsoen, eeuwig twee stoelen,
eenzaam op het balkon,
Soms door één bezeten, soms door twee,
soms door geen bezeten...maar altijd bezeten, altijd bezeten,
in mijn hoofd.
'Het is Lente op mijn balkon', zei ze opgeklaart.
Februari, en de sneeuw blijft liggen op de bomen.
Somtijds is het licht anders, hoogtijdagen van de kou.
Toedels en Tata, denkt het hoofd van blanke dame.
Toedels en Tata...laten we ons nog afentoe laven aan elkaar...
Al is het voor even maar, even maar...
En alsmaar, op de bank, slapen de honden...aan Chacky's voeten,
die daar maar naar de tv ligt te staren...
Wat duren deze uren jaren, soms
Is de winter lente al... soms
Wat Klaar je toch op...soms.
Wat blijft een balkon verlaten...
03'02'2006.
Beth: | Vrijdag, februari 03, 2006 18:55 |
Hoi Theike, ik zou de tweede strofe weglaten, maar verder een prachtig stuk!, groetjes | |