- pagina 16 uit mijn zelfgeschreven proza 'Boek van Sokar' -
Die leegte,
die stilte,
die eenzaamheid die ik vanbinnen voel.
Ik voel mezelf stilletjes vallen,
omlaag suizend in een diepe put.
Een put zo donker dat ik het daglicht niet kan zien.
Ik weet niet wat me overkomt,
het is voor mij de eerste keer.
Ik probeer te vechten om eruit te komen,
maar glijdt er altijd terug in,
telkens weer...
Ik mis gewoon iemand om me heen,
maar durf er niet voor uit te komen.
Ik heb mijn geloof in de liefde verloren,
en zoveel meer.
Dit keer ben ik te hard gekwetst.
Ik heb angst om iemand te vertrouwen
en de moed niet meer om mezelf volledig te geven.
Ik zie mensen rondom mij
gelukkig zijn met iemand.
Maar het doet me niks.
Ik zie het nut er voor mij niet in.
Hoewel ik soms in mijn zwakke momenten,
verlang naar iemand die me in haar armen neemt,
me tegen haar aandrukt,
en me liefdevol een knuffel geeft.
En terwijl ik zo denk,
wordt mijn hart uit verdediging terug ijzig koud.
En ben ik trots dat ik niemand nodig heb,
en alleen op mezelf vertrouw.