Eens,
Eens is er een dag.
Dat het kwade gaat,
en de liefde komt.
Dat de tranen ons verlaten,
en het grote hart
weer bonkt.
Dat liefde, met ruzie
ook te begrijpen is.
En vrede,
Weer schijnt voor de zon.
En straalt, en gloeit
van blijdschap.
Als wij, mensen
Aan zoiets moois
Kunnen denken,
Dan zijn wij gezegend.
Met de hoop die ons gegeven word.
Met de hoop die elke dag weer
Uit God zijn handen word gestrooid.
En met die kracht,
Krijgen wij weer moed,
Moed om door te gaan,
Met waarvoor we zijn geschapen:
Gelukkig worden,
daarom leven we.
Om te lachen, en elkaar een zoen te geven.
Om te helpen,
en een hand uit de mouwen te steken.
Om God blij te maken,
Want hij zorgt voor ons,
Hij brengt ons die warme deken
Met liefde bedekt.
Wat is het leven
Als je aan dit denkt toch mooi.
Wij hebben alles, alles wat ons hartje begeert.
En daarom kunnen wij best iets doen voor een ander
En dat laat God weer stralen.