Langs de donkere hemel vliegen rad
de zware woeste wolken: onweer dreigt.
Ik hef mijn hoofd omhoog en ben geneigd
te blijven wachten op de eerste spat.
Dan flitst een felle bliksemschicht, zodat
het grauwe landschap iets sinisters krijgt.
'k Wacht op de donder, maar de hemel zwijgt.
Slechts in de verte rommelt later wat.
De koppen geven wel hun tranen vrij
en lichter slaan ze op de vlucht, want ziet
er komen alweer zonnestralen door.
Mijn donderbui is eindelijk voorbij.
Bevrijd van wrok en redeloos verdriet
zit ik nu ook weer op een zonnig spoor.
Fy SiK