De wekker – monotoon - door lagen wattige doofheid;
Elke volgende rok onbewuste – steeds dieper - pellend
Tot de kern, bodem waarop ik huis
In dromen die ik zelf koos met een doel
Mij onbekend.
In dit hart geraakt, keer ik mezelf tot realiteit.
Lakens slaan ritselend open, tonen naakt
– in stijl theaterdoek – de dag
Die, nog blanco, enkel zwart is, in kille ochtendlucht
Gespannen stilte hangt als vraagteken.
Vandaag? Misschien komedie...
Wat mag, zolang godbetert geen slapstick,
Ik niet object van plezier ben,
En zelf ook niet hoef te lachen.
Voor actie te lui, toch uit bed;
En ik maak mezelf wijs - zoals elk gezond mens –
Dat horror me bespaard blijft.
Romantiek uitgesloten. M’n hoop hierop vloog te pletter tegen té veel
Teleurstelling; telkens toch opvliegend
Naar illusies, zo stralend dat ze gevaarlijk werden,
Door dromerij voorgespiegeld fata morgana,
Vluchtig als rook ... als ik nader
Me achterlatend, met de pijn van een verwachting door vlammen verkoold
Alleen. Nooit meer...
Met het vuur van m’n laatste verwachting stak ik ook m’n hoop in de fik.
Grote kanshebber is drama.
Altijd goed – expert -
Pas ik in elke variatie,
Virtuoos tranen bespelend, vooral die van mezelf;
Maar liefst theatraal.
Want me in taal vatten kan enkel waar niets sprakeloos maakt.
Gevoelens in extremis spreken alleen daar
Waar niets nog té is voor woorden.