Het behoort mij niet toe,
En ik niet aan haar.
Het is mij vreemd,
En ik en haar.
Daar waar het licht mij voor het eerst zag.
Wordt ik niet herkend.
Daar waar mijn voorvaderen zijn gestorven,
Zal ik niet sterven.
Hun sterfbed bestond uit dons,
Het mijne zal bestaan uit onvrede.
Hier ben ik ongewild,
Gevreesd en gehaat.
Men kijkt naar mij,
Maar ziet een indringer.
Hier waar mijn grootouders,
Een warm onthaal kregen,
Wordt ik weg gewenst.
Hier waar ik leerde praten,
Hier waar ik leerde leven,
Wordt ik dood gewenst.
Hier waar ik voor het laatst de zon zal zien opkomen,
Hier zal ik sterven.
Hier waar mijn leven betekenis had,
Zal mijn kist met vreugde worden getimmerd.
Daar waar ik vreemd ben,
Zal ik tot de aarde gebracht worden.
Daar waar ik vreemd was,
Verga ik tot het niets