haat zet zijn tanden in mijn ziel
en scheurt mijn hart aan stukken
soms verschijnt hij heel subtiel
om zwaar op mij te drukken
de mooiste bloem, het liefste kind
ik kan ze niet waarderen
’t is jaloezie die mij verblindt
die mij weerhoudt te eren
’t is niet dat ik mij minder voel
of dat ik slechts kan falen
het missen van een levensdoel
dat ik niet uit kan stralen
nee het zit dieper in mijzelf
verborgen achter tranen
in een onderaards gewelf
van aaneengeregen wanen
daar in het duister slaat hij toe
en laat mijn ogen vuren
ben ik teleurgesteld en moe
dan slaan mijn laatste uren
mijn wens is dat het anders gaat
dat ik weer op kan leven
verlossing wil ik van het kwaad
en liefde kunnen geven
maar wat staat mij dan in de weg
om jou te respecteren
zodat ik oppas wat ik zeg
het noodlot kan doen keren
ik weet, je hebt het mij gezegd
als ik jou wil beminnen
en dat meende je oprecht
‘k moet bij mijzelf beginnen