Ik zie het nog voor me,
je lag daar.
Op een bed tussen sneeuwwitte lakens,
met bloemen om je heen.
Zo hulpeloos dat je was.
Het was net of je sliep,
maar in feite ben je dood.
Je was koud en levenloos.
Om je heen,
mensen die treuren om wat is gebeurd.
Tussen hen een leegte, een stilte.
Ik pink een traan weg,
terwijl ik denk aan hoe het vroeger was.
In de ogen van elk kind zie ik je lach.
Nooit zal je nog de zon zien,
nooit zal je nog de vlinders zien,
die van bloem tot bloem fladderen.
Om je heen is nu alles zwart,
je bent alleen.
Ik hoop dat je het licht vind.
En misschien, heel misschien,
zien we elkaar daar weer.
Vaarwel ik vergeet je niet.