Ik wil op reis
Op reis naar warme oorden
Naar een plaats
Waar duizend bonte vogels
Liederen blazen
Ongeordend, toch harmonisch
Mij verbazen.
Slechts drinken van het water
Dat koel van een rotswand valt
Met op de achtergrond
Een zee van ziedend licht
Ongenadig schijnend
Minzaam uit zichzelve
Zonder plicht..
Daar waar ’t groen,
het blauw en rood gekleurd,
overheerst in volle glorie
waar een zachte wind
slechts goedheid vindt,
en nooit een roep van stervensnood
het leven zelf verscheurd.