Wie, hoe, waar, wanneer?
Wat gebeurde er daar nu weer?
Hij, jullie, wij of zij,
wie was er nu weer bij?
De roddelwagen zat op spoor,
een ongenadige kadans.
Niemand ontkomt er aan,
niemand passeert de dans.
Onvermoeibaar zonder haltes,
geen verpozingsstation,
nergens rust om te drinken,
Die trein keert ook nooit om.
Beleefd de plaatsjes delen,
zit er niet meer in.
Schuiven, duwen trekken,
iedereen wil er tussen in.
Maar ergens aan een kruising,
heb ik mij verdekt opgesteld.
En voor de wilde loco komt,
heb ik de wissel reeds versteld.
De roddelwagen, hij of zij
rijdt nu richting noorden,
verder weg van de kille plaats
waarna wij niets meer van hem hoorden.
Waar, naar waar en hoe?
waardoor werd hij omgeleid?
Mysterieuse vragen die
open blijven zeer geheid.