Water tikt en spettert.
Druppel-aanvoer van omhoog, continu,
volcontinu.
Een bleke grauwe glans valt uit de gore lucht.
Vocht.
Kleuren vervagen.
Een verkillende tocht trekt
door tentdoek en tent.
Ik zoek mijn overhemd, en later, warme sokken.
Het nat komt langzaam overal:
het spoelt en woelt en kruipt
door kleine kieren, gluiperig.
Een koude straal spietst onverwacht:
ik ril
en berg mijn billen in een lange broek,
omdat ik warme zomer zoek.