voor R.
Onzichtbaar
Twee mensen,
samen in de nacht:
Ze rennen.
Schreeuwen hun harten schor.
Prikken in bloederige wonden.
Strelen wrange gedachten,
koesteren ze
alsof het het mooiste is wat er bestaat.
Ze ontbloten de leugens
met blikken die elke dag listiger,
harder,
gemener worden.
De angsten spiegelen
in ogen, in handen.
In woorden die wreed,
en fluisterend
en onhoorbaar,
over hun lippen struikelen
moe, onvoldaan
vallen ze neer
en wachten
tot ze elkaar zullen zien,
begrepen zullen worden
de nacht glijd voorbij
de uren tikken onverstoorbaar in hetzelfde ritme
laten de mooie oppervlakte verdwijnen,
weerspiegelen de vuile, verwoeste binnenkant,
datgene wat onder het licht verborgen bleef
Maken alles stapje voor stapje
zichtbaar