Lente, April tweeduizend en zes
Ik maak een notitie voor het eerst sinds enkele maanden
niet omdat er iets veranderde of iets te vertellen was
gewoon omdat het Zondag was en er niets te doen viel,
de inval dat was en de middag nog lang.
Besloten geen schrijver te zijn. De schrijver wiens schrijvend
bestaansrecht eruit bestaat dat het omtrend dingen missen gaat
gaat, blijft in die missie bestaan doorgaans de voortgang heen
het bestaan en zal niet klaren. Ik wil niet missen meer, missen
zal niet langer het surplus, de schoonheidsfactor, de spaak die
as en rolvlak verbind en stevigd zijn. Ik zal vinden anders sterf ik.
Ik deze Lente vlucht niet meer.
Dus ik heb niets te vertellen dat niet klaar en ondiepzinnig zal zijn,
simpel ééndrachtig en rechtdoor zee. Er komt geen drift meer
vlammen die verbranden moet wat is tot rook die stijgt.
Ik ben veel vriendelijker. Rustig waar ik ben, ook onder mensen.
Ik laat mensen de gedrochten zijn die ze willen of moeten zijn, of
laat ze die Engelachtigheden stralen die ik vinden moet. Minder
gedreven tot het vinden.
Het zouden de medicijnen; de anti-depressiva kunnen zijn, of
misschien die achterliggende periode met die ex nu, die me liet
zien zelf te kunnen wel, niets te vinden is, zonder bereidwilligheid
en inzet ook, en vluchten altijd anderen weglegt en hoekjes om je
niet rond zo je denken zou, maar onnoemelijk veel scherper en
harder maakt, en tijd niet laat stoppen met tikken maar juist haar
klokken voor je ogen plaatst waar niet meer langs te kijken valt.
Ik laat dat nu aan hen maar over, aan haar en zij die denken te
moeten liefhebben, niet uit liefde zelf maar komende uit patronen
van het denken dat denkt op bepaalde manieren aan liefde toe te
komen. Ik weet; dat is niet.
En het is Lente dit jaar. Het is Lente en mijn knopjes slaan open
mijn takjes springen uit. De zon warmt stromen, de regen volt
vaten. Cellen staan stevig gerond binnen hun membraan, vullend
dit wezen met gezonde spanning, zo gespannen dat het tot
ontspanning lijd.
En ... ik ben nog nooit zo gezond geweest. Nog nooit voelde ik
mij zo heel met mezelf, zo relaxed in de dagen.
En dat is wel genoeg notitie in het boek van deze dag.
Men mag te veel niet zien. Ik leg mij daar niet neer, meer.
Amper toch.
Ik praat liever met mijzelf, waar de Muze prikkeld zonder praten.
En zo stopt en is gelaten deze schrijver, die voorlopig niet meer
schrijvt nog en toch vanavond zich verleggen zal kozend tussen de
lakens van het warmende verzonken... om te ontwaken slechts te
morgen, die het lijf bestijgen zal, zorgeloos en kronend, licht en
illusieloos... zonder er notitie
van te maken.
09'04'2006.