Het enige dat wegsluipt is het licht dat
de duister vervaagde
en stilaan daagd het ochtendgloren
verdoken langs de maan
waar naakte vogels in de schemering
baden in de goten van de afgrond
en hun bekken vastgebonden
met stille kettingen
verbonden aan de handen van
de stedelingen
het gekir van de wind
fluistert nauwelijks wat iedereen lijkt te horen
doorboorde oorwanden absorberen
de kilte van de ochtend
en wanneer het zicht eindelijk aanbreekt
smelt alles wat ogen heeft