Als water ben je, dat door mijn vingers glijdt,
Ongrijpbaar, verdwenen,
zonder grijpen, niet meer tastbaar;
wat houd ik over,
een natte hand en nadien, niets meer;
Alhoewel,
ik wilde van jou , een bronzen beeld,
glad en mooi,
steeds vóór mij om te tasten,
te strelen bij behoefte,
voorzichtig en stil,
vóòr mij staande elke dag, maar,
als glijdend water ben jij
tussen mijn vingers,
weg, onvoltooid.