Op en koude, grijze morgen
voor een vogel heeft gefloten.
Voor een straaltje zon,
de wolken heeft doorbroken,
stond ik midden in mijn tuin.
De natte, koele dauwdruppels
deden mijn blote voeten blinken.
De prikkelende ochtendlucht,
lieten mijn gedachten zinken,
in een ondefiniƫrbare luim.
Ik heb daar, staande maar gewacht
gewacht op het nieuwe leven.
Dat even stil lag in de nacht.
En dat ik nu opnieuw wil beleven.
Dan hoorde ik een haan,
die samen met mij buiten gekomen
staande op de punten van zijn nagels
en misschien nooit heeft kunnen dromen
roepen met opgerichtte hals.
Een na een zag ik zijn harem,
door het kleine deurtje buiten komen
kijkend links en rechts.
Ik zag de vragende blik in de kippenogen
voor ze begonnen met hun wals.
Nergens zag ik een boek of pen
geen voorbereiding op het leven.
Zo simpel is het leven van een hen.
Zo wilde ik het mij gegeven.