Gisteren liet ik je het zien
Gisteren zag je het laatste wat hij vast had.
Vannacht kwam ik hem tegen.
Vannacht kwam hij naar huis.
De helm in zijn hand.
Zijn bezwete kleren om zijn lijf.
Zonnebril op en een lach op zijn gezicht.
Zijn armen gingen open.
Ik vloog op hem af.
Vannacht kwam ik hem tegen.
Vannacht kwam hij naar huis.
Hij zag je staan en begon te glunderen.
Hij sprak je aan en keek tevreden.
Hij kleedde zich om en kwam weer naar beneden.
Hij stapte op je af en jullie waren weg.
Vannacht kwam ik hem tegen.
Vannacht kwam hij naar huis.
Vannacht ging voorbij.
De ochtend had de werkelijkheid heel hard voor mij.
Je deed precies het goede.
Een arm om me heen, niet te slap, niet te klemmend.
Een vraag wat er was. Je luisterde, je luisterde echt.
Een kus op mijn hoofd en verder geen woorden.
Want er zijn geen woorden voor.
Een traan in mijn ogen.
Hij zal wel blijven hangen dacht ik nog.
Een traan in mijn ogen.
Hij begon te rollen.
Rolde over mijn gezicht.
Ik huilde, ik huilde en ik was niet alleen.
Het luchtte op.
Dank je.
Dank je voor je lieve arm.
Dank je voor de vraag.
Dank je voor de kus.
Dank je voor de stilte.
Dank je dat je er bent.
Ik vertrouw je!
Ik hou je!