Huilend, zit ik in de tuin, ik staar voor me uit.
Ik bedenk me, waar jij zal zijn,
volgens mij ben je daar boven, bij opa.
Jij mijn lieve oom zal daar, samen met opa, rusten.
Maar nog steeds kan ik dat niet beseffen.
Ik wil niet verderzonder jou.
Ik wil alsnog doen wat ik nooit gedaan heb,
je een knuffel geven.
En je vertellen dat ik van je hou.
Soms droom ik over je,
ik zie je dan lopen door de tuin,
en zie je spelen met ons, toen we klein waren.
Maar dan komt er een flits.
En in een keer zie ik jou in die kist.
Waarom vraag ik me dan af, waarom wordt mijn gedachtengang onderbroken.
Want deze beelden doen zo'n pijn.
Ik wou dat deze beelden gewist waren.
Weg uit mijn geheugen, weg uit mijn hart.
Maar ik zal ermee moeten leven,
al kan ik dat nu nog niet.
En kan ik me niet voorstellen dat ooit te kunnen.
Maar ach, dat komt nog wel.
Toch?