Mijn handen ruiken naar het zand
waarin mijn vingers cirkels maakten
Mijn benen naar het zout der zee
omdat zij voet tot enkels raakte
De zon die mijn haar blondeerde;
het was al laat, maar toch nog fel
Mijn ogen open dichtgeknepen
Blote armen bedekt met kippevel
Mijn haren in de zachte wind
zilt van de zee, maar o zo zoet
De horizon raakt ver van wal
Het water dichterbij, de vloed
Op de dagen die ik pluk
kan ik enkel stralen
en straal ik van geluk