Ik fluister wat in haar oren
leg het koper naast me neer
een tuba en een hoorn
overdekt met een kleed met erop haar naam
Gidsen waren we in het leven
bekeken de rots met erop een verzilverde zwaan
waarop lichtjes branden
in de kleuren geel groen en rood
Alles blinkten het koper
het bestek in een oude herenhuis
takken wiepten heen en weer
bloesems waren we aan een boom
Wachtend op de zomer
waarop het fruit werd geplukt
dat net zo heerlijk rook en smaakten
als een liefdevolle kus