EIGEN AARD
Een meeuw schreeuwt eindeloos de branding tegemoet
en rakelings in vlucht het schuim van golvenkoppen
scherend, ziet de wind dat zij met eb en vloed
in harmonie, de dans van de natuur doet kloppen.
De vis snijdt moeiteloos het zilte nat in twee
en ongehinderd door getij en storm, draagt
hij de trek en kracht van maan en sterren mee
in hem, zolang zijn aangeboren aard dit vraagt.
In eeuwenoude spel van prooi en jager komt
de kille dood soms uit de hemel neer gedonderd
als een bliksem in een witte meeuw vermomd
…en is de vis niet eens verwonderd!