Ik val soms in een angst voor niets
Wat eigenlijk nooit mag wezen
Een sterfelijk stukje mens van iets
Dat nooit meer kan genezen
Ik ben slechts vlees en zie mezelf
Als mismaakt en toch perfect
De spiegel laat een duivel zien
Die God eert met respect
Ik kom soms in de wildernis
Van meer dan zeven zonden
Een rookt, een drinkt en krult een tong
En twee zielen zijn verbonden
Ik toon mezelf daar zonder wil
Ik kwam en wil weer gaan
Een denkt, een kijkt, een keert zich om
Om me naakt te laten staan
Maar wie weet zeker wat het is
Het masker dat ik draag
De mimiek van de ondergang
Mijn antwoord op de vraag
Wie weet zeker wie ik ben
Die joker met zijn lach
Die altijd in het duister zoekt
Naar de schoonheid van de dag
Wat ik ben en wat ik wil
Zal niemand ooit echt weten
Ik wend me tot een nieuwe ik
En je zult me weer vergeten
En zo vergaat het elke ziel
Die goed en kwaad kan veinzen
Alleen de dwaas die dit begrijpt
Zal daar terug voor deinzen