blauw-witte wolken schuiven voorbij
onverstoorbaar verder
langs het raam waardoor ik kijk
naar een onbekende plaats,
op naar de eeuwigheid, ver weg
een eindeloos lange reis van zweven
de zon straalt haar geelachtige stralen
naar de man beneden in het park
doorheen de bladerpracht van de hoge bomen
tot op de man op de bank in het park
die man is alleen, en niemand zoekt hem
maar hij lacht, hij glimlacht
een hondje rent blaffend naar hem toe
en springt speels tegen hem aan
het is wit als sneeuw
hij neemt een balletje op van de grond,
en gooit het
recht in een eindeloze pracht van witroze bloemen
die het hondje dan al snel
ongeduldig vertrapt
hij is alleen ,
de man in het park
met zijn hondje alleen
in de stilte van het stadspark
hij is gelukkig,
de man op de bank in het park
en de blauw-witte wolken hoog boven hem
schuiven nog steeds onverstoorbaar voorbij