Ik staar in het niets voor me uit
vabe schimmen bewegen zich voor mijn ogen.
in de verte hoor ik een stem,
ik versta niet wat ze zegt
en ik probeer het ook niet.
Het is alsof mijn leven over is
alsof alles een kwade droom is.
ik knijp in mijn arm
voel niets
knijp harder
droom niets
mijn ogen vullen zich langzaam met tranen
mijn hoofd tolt
mijn keel is droog
ik slik
ze blijft droog
ik heb het gevoel dat ik stik
ik schreeuw om hulp, vanbinnen
maar buiten is er niemand die luistert
ik zie er kalm uit,
denk ik
al rolt er langzaam een traan
over mijn wang naar beneden
op de rug van mijn hand blijft ze liggen
het beeld voor mijn ogen verwatert
vervormt
waar de traan zonet nog
over mijn handrug gleed,
zie ik jou nu
je ogen,
ze staren me aan
een tweede traan begint haar weg
maar als ik knipper met mijn ogen,
maak jij weer plaats voor mijn hand
de traan bereikt er de rand van...
van mijn hand,
dat je nu niet meer zult vasthouden
je bent zomaar weggegaan,
en ik
ik vraag me steeds weer af waarom
waarom, wat ik heb gedaan
waarom, hoe kon je dit zomaar doen,
waarom, zo onverwachts en waarom...
Je hebt me niet zien huilen
maar dan valt de traan