Ik sta rechtop en zie de hemel,
sprijd mijn armen en vlieg weg.
Hier ver vandaan, daar wil ik gaan,
weg bij jou vandaan.
Mijn gedachten vliegen verder,
zonder slag of zonder stoot.
Stad en land schiet ik voorbij,
en onder mij een sloot.
In de verte wordt hij zichtbaar,
gelegen aan mijn zij.
Steeds sneller en steeds harder,
komt mijn luchtkasteel nabij.
De poort die staat al open,
ik land er met een zucht.
Zo komt er zacht een einde,
een einde aan mijn vlucht.
Ik doe mijn ogen dicht,
en droom dat ik bij jou ben.