Ik mis je.
Daar zit ik dan.
Mijn hoofd in mijn handen, mijn ogen gevuld met tranen.
Om me heen wordt gevochten, getreiterd.
“Schelden doet geen pijn”, zeggen ze.
Waarom begrijpt niemand mij?
Niemand die het wil,
een arm om me heen slaan,
proberen te voelen wat ik voel.
Op het eerste gezicht vrolijk,
maar langzaam verteert het verdriet mij.
Waar kan ik alleen zijn?
Ik moet een plek voor mezelf hebben.
Nadenken, hoe dit verder moet.
Maar waar?
Overal is drukte, verdriet, maar ook geluk.
Liefde, maar ook haat.
Zoveel emoties in één plek.
Ik wil me verstoppen,
bezwete handen voor mijn roodbehuilde ogen.
Positieve gedachten, denk ik bij mezelf...
Het lukt me niet.
Ik zak weer weg in die beruchte zee van tranen.
De mensen kijken me emotieloos aan,
zonder enig gevoel of medeleven.
Ik kijk terug, maar kijk dan weer weg.
Te bang.
Maar waarvoor?
Voor andermans mening?
Of bang, voor nog een bijnaam?
Voor nog een reden om geteisterd te worden?
Ik weet het niet.
Vlagen van onzekerheid waaien door mijn hart.
Met veel pijn sta ik op, ik moet verder.
Ik probeer zelfverzekerd te lijken,
maar dan zie ik hem...
Het houdt nooit op.
Al die jaren dat wij samen waren...
...maar opeens was het voorbij.
Hoe kan ik verder leven?
Moet ik doorgaan zonder jou?
Zoveel vragen, zo weinig antwoorden.
Zoveel verdriet, en machteloosheid.
Wat heeft het leven nog voor nut...
...als ik niet meer bij je kan zijn?
Ik wil je zachte lippen op de mijne,
Jouw armen om mij heen.
Het doen zo’n pijn.
Maar het leven gaat door.
Ik vraag me af: Wil ik dat nog?