Mijn ogen blijven vooruit staren,
Terwijl de tranen er maar op los rollen,
Niet bepaald een feestje voor mijn ogen,
Mijn wangen helemaal opgezwollen.
Een kick voor het zien van bloed op je huid,
Een droom waar ik mijn gedachten op zet,
Een nachtmerrie dat ik niet zal toepassen,
Of het is tenzij met opzet.
Verkeerde gedachten dwalen neer in mijn hoofd,
Verbitterd kijk ik neer op de grond,
Die al even radeloos en kil is als mijzelf,
Maar nog gelukkiger of ik, een echte bofkont!
Geen genade meer voor niets of niemand,
Weet niet of zij of ik het waard zijn zelf,
Voor 1 blik te gunnen in die kwalijke ogen,
En ik weet totaal geen raad met mezelf.
Zoek wat afkoeling op die kille vloer,
Misschien kan hij me raad in fluisteren,
En zeggen wat ik moet doen of niet moet doen,
Maar ik ben bang dat hij zegt dat ik moet verduisteren.
Ik wil niet weg van hier, ik geef niet op,
Terwijl het elke dag toch in m’n hoofd rondspookt,
Maar een doorbijter ben ik en blijf ik,
Maar het zal zijn wanneer mijn hoofdje kookt…