Hij draagt steeds een geruiten hemd.
Zo gelijk de houthakkers welgekend.
Het geeft de illusie van een vent.
Hij rijdt steeds met een camionette rond,
omdat door de grootte van zijn kroost hij vond
dat ze moesten zitten kunnen met hun kont.
Optimisme en zelfzekerheid,
waarvoor ik hem vaak stil benijd.
En een onverbitterde, niet te vatten zachtheid.
Met een ongekend vakmanschap lost hij problemen
gemaakt door de dragers van zijn genen,
op, zo dat daar niemand hoeft te wenen.
Nu ligt hij thuis op de sofa neer.
Bleek, zwetend, ogen zonder sfeer.
Ik herken de perfecte man niet meer.
Fotografisch kwam aan 't licht, zijn hart.
Dat zo sterk lijkt dat het de verbeelding tart.
Draagt wel twintig tekens van opgelopen smart.
Littekens zijn er te zien, groeven van pijn..
Niet van het werken, vroeger , in de mijn.
Maar opgekropte emoties die levensgevaarlijk zijn.
Ik wil dit stukje hier afsluiten, nu hij nog leeft,
Jack, ik weet dat jij jezelve geeft,
voor wie jij bemint, en die te weinig heeft.
Het ga je goed, de komende tijd.
Weet je, ik voel heel veel spijt,
en dat ik jou, ondanks nu, nog steeds benijd.