Naamloos
wanhopend, spartelend zoek ik naar woorden,
aan het oppervlak
stikkend in die verdrukkende stilte,
smachtend naar die simpele lettercombinatie
verdrinkend in de snijdende, allesverwoestende lege stilte
ogen opgesperd, laat ik men mond volgen
een schreeuw ontsnapt me, woordeloos, geluidloos
zie ik het licht boven me waar ik naar toe zwem,
met een anker vastgeroest aan men enkel
laatste stuiptrekkingen eindigend
word ik naar beneden gedrukt
blik wazig, lichtjes in men ogen uit
sterf ik in de snijdende eenzaamheid.