de bladeren
vallen levenloos van hun boom af
ik zit voor het raam
alleen
de kamer is koud
leeg
de tranen branden in mijn ogen
het water
bevriest door de koude wind
beelden flitsen
flitsen voorbij
ik zit voor het raam
alleen
er is een leegte
een leegte overal
de tranen branden in mijn ogen
ik vraag me af
waar die warmte is gebleven
hij was er net nog
toen voelde ik hem nog
toen was er geen leegte
geen kou
ik vraag me af
waar die warmte is gebleven
hij was er net nog
maar nu niet meer
hijs met jou meegegaan
die warmte
lieverd ik mis je zo
als jij er bent
bloeien de bomen
en zwemmen de eenden in dat water
is de kamer gevult met warmte
en is er geen leegte meer
alles is zo mooi
als jij er bent
maar jij bent er nu niet meer
lieverd ik mis je zo