Ik heb een enorme kop vol
zwarte koffie en staar erin
alsof mijn neus (twee keer zo groot)
me iets belangrijks wil vertellen.
Maar dat kan niet.
Mijn benen trillen,
ik licht mijn voeten op een
wolk van cafeïne boven
het parket en doe aan salsadansen
met de draden van mijn computer.
Drijvend in het zweet voel ik
angsten. Angsten voor ogen,
en voor monden en likkende tongen
aan mijn wang en het miezert,
wat me doet denken aan water door een vergiet.
Ik spring vanaf het hoogste puntje
van de berk en kom platgedrukt
tegen het miezerige asfalt, als mijn
armen als twee losse scharnieren afbreken
en gillende wegrennen, tot bezinning.