Wat nut heeft het om te gedenken
aan iets wat je dierbaar was
als het slechts de eeuwenjonge echo
van een pijn weet te doorweven
Al is de klank zelf doordrongen
van een zeemzoet gewee,
ik kan het niet aanhoren in
de gang van mijn gedachten
En altijd even lief, mijn lief,
die rond mijn lijve hing,
zodat de geur van liefde steeds
mijn ronde lichaam parfumeerde
Hoe ik de geur zo missen kan
lijkt soms onmogelijk te zijn,
maar zo leek ook de klank
net als de herinnering
Ik kan je niet bannen in gevoel,
doch in verlangen naar je stem
wil ik mijn naam zoet horen strelen
op mijn intiemste plekjes
Maar hoor ik zo jouw zalvenstem
dan gedenk ik weer de mens
die mijn ronde lichaam parfumeerde
Een herinnering aan een naam
is genoeg melancholie