Het verleden.
Er zijn soms van die tijden,
Nee dan weet je het niet meer.
Er zijn dan dingen,
Die je niemand kan vertellen.
Alleen maar diep in mijn hart kan voelen,
Om even af te koelen.
Niemand zal me dan begrijpen,
De pijn begint in m’n hart te knijpen.
Als je iemand verliest van wie je veel hielt,
Dat je ’s avonds laat knielt:
Laat hem terug komen. Nu meteen,
Dan ben ik tenminste niet meer zo alleen.
Hij was zo blij, al was hij maar jong,
I miss him so much, and o so long.
Waarom jij, waarom jij?
Je was er nog maar even bij.
Je kleine handjes, je mooie bol,
En zo een heel boekje vol.
Waarom moet jij ons nou verlaten?
Ik kan er gewoon niet over praten.
Die avond, met in m’n gedachten veel kuilen,
Iedereen zat te huilen.
Waarom jij, waarom jij?
Een dag van tevoren was iedereen nog blij.
Want dan leef je,
Je bent m’n kleine neefje.
Ik zal voor altijd aan je denken,
En zal je al mijn liefde schenken.
Ik hou zo veel van jou,
En blijf jou altijd trouw.
Waarom zo’n jong iemand?
Dat gun je toch helemaal niemand.
Je was één van de tweeling,
Maar voor mij ben je de king.
Ik zal van je houden, voor altijd,
En ik raak je nooit meer kwijt.