Lopend over de kerkhofpaden
werd mijn stilte doorbroken,
mijn stap stopte
ik luisterde naar jeugdige stemmen,
in hun fluistering vertelde zij:
over een droom van geluk
over hun zweven op witte wolken
over het volgen van elke aardse beweging
over het zijn van engelenvleugels
en het wegdragen van pijn
naar de overkant
zij vroegen mij bewaar elke zachtheid
die je bewoont
wees niet droef om ons
want wij zijn de sleutelbloemen
die bloeien in de lente,
ieder jaar weer.
Bij het lezen van hun namen
ontdekte ik de onschuld van kinderen
ook de zachte aarde die hen toedekte,
een warme gloed doorstroomde mijn lichaam.
Mijn tranen werden parels
opgenomen door de eeuwigheid.
Edith Oeyen