Ogen...haar ogen waren naar mij gericht.
Zij keken mij recht in het aangezicht.
Tranen deden haar wangen blinken.
Ik...voelde de moed in de schoenen zinken.
Armen, met gespreide armen naar mij gelopen.
In die beweging zag ik al haar hopen.
Maar ik kon het kind niet helpen,
zelfs niet met liefde overstelpen.
Steeds kwam zij dichter naar mij toe.
En ik verzonk dieper en moe.
Uiteindelijk keerde ik de rug naar haar.
Maar het voelde ellendig, geloof me maar.
Ik hoorde duidelijk een diepe snik,
proefde zelf het bloed van lippen kapot gebeten.
Zij begreep niets van dit ogenblik.
Zij kon het ook niet begrijpen of weten.
Maar door dit droeve voorval dan,
begreep ik wat Petrus presteerde,
drie leugens na elkaar, ondanks wat Hij leerde,
bleef hij toch een doodgewone man.