Juiste tuinen luidden bucolisch blinkende bel.
Orkanen krioelden als Arcadische katers.
Kronk'lende kano doorkliefde wakkere waters.
Elpenbenen Elzas gaf geweldige gezel.
Waar wonderbaarlijke droom leek te triomferen,
Aldaar draafden doodskarossen plots vastberaden,
Als slachtende slingers met rotsblokken beladen;
Ranke ruiters ramden rare naar somb're sferen.
Zure regen ratelt bulderend boven wezel.
Ijzige eilanden verschijnen als dor doembeeld.
Jagend alsem is in halve Habsburgers verdeeld.
Toortsen teisteren als Stalinistische gezel.
Goudgloeiend geluk ging op warrige wijs teloor,
Ellendige eenzaamheid dringt droef Duits tot mij door.