Het duurt al zo lang,
ik word gewoon bang.
Voel jij het ook?
toen ik aan je ontdook.
Het enige wat ik wil,
toen werd het stil.
Geen woorden meer,
ook geen verweer.
Ik liet je toe,
je snapt niet hoe.
Ik accepteerde je voor me moeder,
nu ben ik haar behoeder.
Je deed haar pijn,
mij houdt je niet aan de lijn.
Ik kom voor haar op,
nu voelt het top.
Morgen weer ruzie over deze gebeurtenis,
opnieuw treurnis.
Voel ik het zo fout,
of word jij te oud?
Vergeten?
vergeven?
Nooit meer,
steek je liever neer.
Voel me zo rot,
ben kapot.
Wil gewoon weg,
hoor wat ik zeg.
Wil dat iemand voor je vecht,
dat is je recht.
Mijn sterke punt,
is zeggen dat je het kunt.
Alleen dat punt is nu een vraagteken,
ik moet nu smeken.
Wil je wel helpen,
om het bloeden te stelpen.
Werken werken en nog is werken,
om het verdriet te beperken.
Je gaat nog is kapot eraan,
omdat je niet meer kan stilstaan.
Dit moet stoppen,
het niet opkroppen.
Helpen wil ik wel,
heel erg snel.
Het is alleen een drama,
en het wordt een trauma.
Je kan het niet verwerken,
en ook niet aansterken.
Wil dat het weer goed gaat,
de normale maat.
Niet meer al die ruzies,
en hevige discussies.
Altijd uitdraaiend op een ding,
omdat ik maar doorging.
Geen knop meer om me stil te zetten,
maar ik ging door met het pletten.
Slaan schoppen woede,
daar wil ik je voor behoeden.
Niet meer 24 uur werken in twee dagen,
dat is toch wel iets wat ik kan vragen.
Je sloopt jezelf voor hem,
en mijn stem.
Zegt dat hij nooit meer komt,
zodat je weer verstomd.
Je wilt het niet horen,
ik wil je er niet mee storen.
Kan niet zeggen ik heb gelijk,
want dan neem ik je in de zeik.
Je moet het wel verwerken,
de schade beperken.
Wil erbij helpen,
maar kan mijn eigen bloeden niet stelpen.
De kast heeft het zwaar,
even er tegen aan schoppen en klaar.
Dan weet ik dat ik bedaar,
en de rest van me woede bedaar.
Niemand ziet het aan de buitenkant,
maar ik weet dat ik strand.
Me armen in het verband,
want zonder me verstand.
Ben ik verloren,
kan je niet meer storen.
Mensen helpen wel en niet,
door al het verdriet.
Ik zie niet meer helder,
want in deze kelder.
Ben ik de baas,
de anderen zijn dan de dwaas.
Beide iets te verwerken,
maar de schade niet te beperken.
Allebei over dezelfde situatie,
jij de liefde ik de haat voor de sensatie.
Je voelt het zelf wel,
maar je trekt niet aan de bel.
Alsmaar door,
want je vecht ervoor.
Een liefde die van een kant komt,
die soms weer opdoemd.
Nooit meer zo lang als ooit,
de kansen vergooit.
Kinderen hebben veel macht,
dat is wat je zegt en dacht.
Dat is hun kracht,
die hem daar nu bracht.
Een zwak persoon waar ik niet tegen kan,
ben weer in die ban.
Die ik zo graag wil verbreken,
zonder al die rot streken.
Ik weet het zelf niet meer,
soms als ik op veer.
Denk ik ja het gaat weer,
maar van binnen ga ik tekeer.
Wil alles verwerken,
de schade beperken.
Het duur alleen zo lang,
dat maakt me te bang.
Weet je wat ik bedoel,
hoe ik me voel.
Wat dit in me los maakt,
zodra ik hem weer afkraak.
Wil hem een tweede kans geven,
maar zonder jou kan ik niet leven.
Het is moeilijk omdat het een tweestrijd is,
ik weet ook ik heb het soms mis.
De verwerking,
een beperking.
Twee krachten trekken,
beide woede opwekken.
Het is niet te beschrijven,
omdat ze het er beide inwrijven.
Hoe slecht ik er door voel,
woede als doel.
Wil me even terugtrekken,
de woede spekken.
Geen tijd voor rust,
want ik ben het me bewust.
Ik wil jou helpen,
maar ook mezelf.
Ons bloeden stelpen,
voordat ik mezelf onder puin bedelf.
Het duurt al zo lang,
het maakt me nog steeds bang.
Wil het proberen,
hem niet te weren.
Van binnen lukt het,
maar van buiten wordt het niet gered.
Het duurt gewoon te lang.