Langzaamaan aangeslagen.
Gezoold, toch, op de zoden.
Tot plots! Morsdood.
Aan den anderen kant van den oceaan
Staat het humaan gemaakte kwaad
Het kwaad smalend dragend in het vaan.
Difterie, diarree, disharmonie, dysenterie,dyspepsie.
Ek wens het deze deloyale demonen toe.
Welk enen diafonie, gefourneerd door hun factische façade,
Welk een dissonanten galmen uit hun muilen.
Alvuile alruine geluiden luiden uit hun Pruisisch schuimende muilen.
Gij rooinek, betooid met Romeins purper.
Verwaande zogenaamde Cresus.
Dezen terechten diatribe richt zich innig inidyllisch incisisch tot u.
Immers, dispersie is uw usurpate utopische usance.
Ga heen, gij hecatombe.
Gij geaderden gebochelden hebzuchtigheid.
Moge gij 17 maal 17 maal 1700 maal
Wormig geworpen worden in den stroom
Waarna gij dan begraven geraakt
Al dan niet levend
In het bos van de geleefde.
Ofwel wordt de kogeldood uw lofloos lozend lot
Uw ritueel rieten mortibus einde.
Tussen de twee twijgen twinkelende hunebedden.