Er zijn mensen met de kracht van titanium,
die van binnen deeg zijn.
Er zijn mensen met de kracht van dorre takken,
die van binnen leeg zijn.
Sommige krachten zijn verkregen,
door liters leed te legen,
Sommigen zijn gekweekt als afweermateriaal,
tegen de onzin van het leven allemaal.
Wie is toch die poppenspeler,
die de touwtjes door elkander haalt,
die zijn marionetten laat betijen,
en om traan en leed schijnbaar maalt.
Wanneer komt eindelijk het besef,
dat wij allen moeten samenwerken?
Dat egoïsme en harde lef,
de mens an sich zal tegenwerken.
Deze verzen, deze strofen
schreef ik in een waan,
dat ooit de wijzen horen,
en de domheid is gedaan.
_________________