soms als ik in de spiegel kijk
zie ik die grote neus
met een dikke wrat aan de zijkant
wat ik je vertel is heus
dat ding is zo groot daar kan je niet om heen
en dat is niet de enige, er zit er ook een op mijn teen
en als de nacht dan valt, en ik staar uit her raam
krijg ik de kriebels, en ik droom ik dat ook ik
snachts met mijn bezemsteel naar de stereen vlieg
met mijn grote toverhoed al op mijn bolle toet
met een gemene grijns op mijn smoel
en mijn borrelende ketel, mijn planken vol drankjes
en potjes vol creme, wil ik een levendje tussen de bomen
diep verstopt in het woud, waar niemand mij kan horen
dat lijkt me dolle pret