Het vuur in me hoofd,
wat maar niet dooft.
Zie alleen die ene vlek,
die me altijd al nekt.
Alleen die ene klap,
dat was een verkeerde stap.
Mijn woede niet te bedwingen,
wou gelijk opspringen.
De wijste hield me tegen,
anders had je ergens onder een grond gelegen.
Kom er eerlijk voor uit,
kijk waar ik op stuit.
Woede en leugens die je verteld,
goede dingen die je jezelf op je mouw speld.
Altijd nog die woede die in me huist,
dan zie ik toch weer die vuist.
Nu ben je eeuwig weg,
totdat ik weer zeg.
Zal je toch weer vinden,
voor eeuwig verslinden.
Zie je die nieuwe moed,
waar ik me al tijden voor behoed.
Ongeveer wetend waar je bent,
zien we nog geen cent.
Je vertikt het gewoon irritante egoïst,
die naar een verlossing gist.
Denk maar niet dat ik treur,
als er iets met je gebeurd.
Dan zal ik lachend aan je kist verschijnen,
je in de vlammen laten verdwijnen.
Nu ben je mijn verantwoording schuldig,
ik wacht niet meer geduldig.
Zal je laten weten wie de baas is hier,
wat jij denkt interesseert me geen sier.
De haat die zit te diep van binnen,
ik weet dat ik van je kan winnen.
Jij weet nog niks van deze plannen,
dan kan je jezelf niet bemannen.
Ik weet je te vinden,
zonder me op te winden.
De tijd staat al zolang stil,
hoor alleen maar gegil.
Schreeuwend in bed,
omdat ik weer niet oplet.
Ik geef je een advies pa,
voordat ik toesla.
Kom met geld over de brug,
dan is het snel achter de rug.
Ik richt me alleen op jou,
omdat ik je niet vertrouw.
Altijd nog die woede,
die me niet kon behoeden.
Tweede Kerstdag herinner ik me zo goed,
dat is het vuur dat in me hoofd woed.
Zoveel verdriet aangedaan,
ons zo laten gaan.
Weet je wat zo moeilijk is,
dat ik je ondanks alles toch nog mis.
Het zou niet moeten,
stamp je hoofd liever kapot met me voeten.
Alleen weet ik dat jou bloed door mijn aderen gaat,
maar toch is er alleen die haat.
De hoop ook dat ik niet hetzelfde als jou ben,
Dat is iets wat ik niet ken.
Voel me best gespannen,
want ik wil je uit mijn leven verbannen.
Iets wat nooit zal gaan,
laat mezelf ook niet in die waan.
Het litteken is te vinden op mijn hart,
iets wat jou verward.
Ik zal nooit vergeten wat er is gebeurd,
toch heb ik genoeg getreurd.
De vele andere verassingen die je had,
die ik zo snel vergat.
Zal ik niet meer aanhalen,
daar ga ik alleen maar meer van balen.
Zie je me nu lachend staan,
want ik laat geen traan.
Maar diep van binnen,
kan ik niet van dit gevecht winnen.
Binnen in mij is het nooit stil,
niet zoals ik dat wil.
Voel me toch zo verrot,
me vuisten kapot.
De kasten en de muren die het ontgelden,
dat zijn de echte helden.
In het midden van me vuist,
mijn vingers gekruist.
Prevel ik een gebed,
doe mijn laatste zet.
Sloop alles om me heen,
totdat ik moe wegbeen.
Heeft het iets geholpen vroeg iemand me toen,
nee zei ik maar ik kon er niks aan doen.
Het voelde op dat moment erg fijn,
maar nu zie ik alleen de pijn.
Die ik aan andere heb gedaan,
die me bij hebben gestaan.
Niemand die jou kan laten boeten,
al zou het wel moeten.
Zie dit maar als een gebaar,
niet als gevaar.
Dat komt nog wel een keer,
als ik me woede op jou afreageer.
Zie jij die nieuwe kracht,
die je niet had verwacht.
Toen je bij jezelf dacht,
ik ben degene die jullie uitlacht.
Nu zul je weten wat ik kan,
nu ben ik een man.
Niet meer die kleine jongen,
die jou niet kon verdrongen.
Zie nu andere dingen,
waar ik niet mee kan omspringen.
Niks zo erg als deze zaken,
die me blijven ontwaken.
Slapen gaat niet door die onzin,
die ik niet overwin.
Voel me net een gedroogde roos,
weggestopt in een oude doos.
Rustig wachtend op dat ene moment,
dan ben ik een serpent.
Sidderend van angst op je pad,
maar wie doet me wat.
Ben niet bang mijn leven te verliezen,
toen de andere me omver bliezen.
Nu ben ik volwassen en heb me eigen kans,
die ik me zeker verschans.
Zal je laten voelen wat pijn is,
misschien heb ik het wel mis.
Voordat je dat weet is het al voorbij,
sta ik in een rij.
Die rustig van cel naar cel loopt,
dat had je misschien gehoopt.
Niks van dit alles is waar,
al klinkt het raar.
Ik kan je maken en breken,
dat we zo op elkaar leken.
Kon ik ook niet weten,
dus kon ik het ook vergeten.
Er is zoveel gebeurd,
zoveel getreurd.
Teveel geluiden om me heen,
waar ik kracht aan ontleen.
Toch zal ik je geen pijn doen,
niet zoals jij toen.
Lichamelijk niet te breken,
geestelijk te doden met je streken.
Altijd voel ik nog die woede die in me zit,
daardoor voel ik me niet meer fit.
Voel me alleen maar beroerd,
omdat jij je niet verroerd.
Zie je de pijn en de moed,
zodra ik je weer ontmoet.
Weet ik wat ik moet doen,
niet meer zoals toen.
Geen besluiteloosheid,
want ik ben bevrijd.
Ik kan je zo makkelijk wreken,
je hele lichaam breken.
Alleen ik weet wat ik kan,
niemand snapt er iets van.
Niemand die weet wat ik plan,
of waar ik mee bezig ben.
Toch zit er ook een engel op me schouder,
dat is mijn behouder.
Die zorgt ervoor dat ik niets fout doe,
al weet ik niet hoe.
Mijn hoofd vol met vlammen,
die door me lichaam drammen.
Toch is het anders als toen,
nu kan ik er iets aan doen.
Toch zegt de duivel in mij,
het is beter hem dan wij.
Dat denk ik soms ook,
toen ik je toch weer ontdook.
Denk niet dat ik nog treur,
over wat er gebeurd.
Zal het toch niet kunnen verhelpen,
maar wel me eigen bloeden stelpen.
Toch nog altijd die woede van binnen,
die ik nooit zal overwinnen.
Te diepe wonden,
die me aan jou verbonden.
Toch heb ik iemand gevonden die naar me kijkt,
en me niet vergelijkt.
Iemand die altijd wil luisteren,
mijn eigen wil verduisteren.
Ze kan zo goed met me omgaan,
dus daardoor laat ik geen traan.
Ze geeft me de nieuwe kracht,
waar ik al tijden op wacht.
Ze weet hoe ik ben,
toch zegt men.
Ze staart je alleen maar aan,
toch kan ik haar niet laten gaan.
Ze kan me laten lachen,
of brengen op andere gedachten.
Nooit meer die treurnis,
omdat ik weet dat ik me nu niet vergis.
Toch altijd nog die woede,
waarvoor zij me kan behoeden.
Zonder echt iets te doen,
denk ik niet meer terug aan toen.
Het is een schat,
die jij ooit ook had.
Alleen die was je ontrouw,
wat ik nog altijd berouw.
Toen die slag,
die ik weer voor me zag.
Zij haalde die gedachte weg,
maar let op wat ik zeg.
Die zet ik je ooit betaald,
je hebt het jezelf op de hals gehaald.
Nu is het stabiel,
ze woont in Tiel.
Toch is het zo dichtbij,
zijn we samen altijd wij.
Geen verbintenis maar toch een goede band,
die er niet om spant.
Ik lees in de wet,
wat ik je betaald zet.
Toch is het niet hetgeen wat ik wil,
waar ik me tijd aan verspeel.
Hetgeen wat ik echt wil horen,
kan niemand verstoren.
Dat zit te diep van binnen,
daar moet ik niet over beginnen.
Dat kan teveel kapot maken,
zodat we niet meer spraken.
Het is toch beter het zo te laten,
want dat wil ik niet bepraten.
Ooit zei iemand kom gerust voor raad,
toen zag ik de haat.
In de ogen van de man,
had ik geen goed plan.
Niemand die me hierin steunt,
door datgene wat door me hoofd dreunt.
Het is een soort donder,
en echt geen wonder.
Toch word het weer zonneschijn,
daardoor voel ik me fijn.
Net weer een klein kind,
die een cent vind.
Vrij als een adelaar,
maar die vind het raar.
Dat ik dit zo zou doen,
want je zei toch toen.
Ik laat hem maar gaan,
hij heeft geen goed bestaan.
Het maakt niet uit wat hij heeft gedaan,
ik moet er vandaan.
Toch is het nu zo verschillend,
en ben ik zo niet willend.
Toch nog steeds die woede,
die ik niet kon behoeden.
Dat kom maar een persoon,
die zo ver weg woont.
Degene die me altijd laat stralen,
me niet meer laat dwalen.
Iemand die me altijd steunt,
die weet wat door me heen dreunt.
Toch een diep litteken opgelopen,
maar er doorheen gekropen.
Nog steeds maar een vlek,
die me nekt.
Ik kan er niet over uit,
waar ik steeds weer op stuit.
Toch kan ik niks meer doen,
want het was toen.
Niet meer in het heden,
het is het verleden.
Enkele personen helpen me er doorheen,
totdat zij verscheen.
Het enige lichtpunt in mijn leven,
die me meer kon geven.
Niet meer die woede in mij gesloten,
mijn hart open gebroken.
Zeker van mijn zaak,
de nieuwe taak.
Zal het toch verliezen,
dus pak ik mijn biezen.
Vertrek uit mijn leven,
en ik zal het opgeven.
* Voor jullie klinkt het misschien beledigend of bedreigend maar dat is totaal niet de opzet van dit gedicht. Het is bedoeld om te laten zien wat ik ben geworden en hoe ik met dit litteken om wil gaan.*