Gisterenavond, tot diep in de nacht.
Heb ik speciaal geluisterd.
Achter mijn tuin ligt er gras,
dat met bomen en bloemen,
in zijn geheel wordt opgeluisterd.
Vleermuizen, nachtuilen en wezens
wiens naam ik niet weet,
Kwamen in het maanlicht overgevlogen
maar voor de krekels was het
die dag waarschijnlijk te heet.
Vreemd hoe ik daar zat, alleen
op een witte plastieken stoel.
Ik zweette in de hals en de nek.
Dat en de bierflesjes gaven mij
die nacht een eigenaardig gevoel.
Dit was de zomer van tweeduizend en zes.
Voor velen stond hij klaar met het mes.
Het was zo warm die vermaledijde dagen,
dat mensen zelfs op feestjes,
in het geheel niet op kwamen dagen.
Ik begaf mij ook te rusten, enfin,
ik kroop zwijmelend naar mijn bed.
Daar heb ik mijn beste vriend,
de allerbeste van die dagen opgezet.
Mijn oude ventilator, open, zonder net.