De jongeman liep over straat,
piekfijn verzorgd,
met een euros dure pak.
Hij hield iets verborgen,
voorzichtig dragend
zo dat het niet brak.
Verpakt in bruin papier,
met een veel te lange
kruisend geknoopte lint
Dat krulde en dat danste,
bij elke pas,
die hij stapte in de wind.
Stond stil aan een lindeboom,
verscheurde het papier.
Dan nam hij het als in een droom,
in beide handen hier.
Het was de weegschaal van zijn leven,
zijn kilo's goed, zijn kilo's kwaad.
De schaduw van de linde,
dekte beide zonder haat.
Hij groef een gat, met blote handen.
Beet wortels van de linde met zijn tanden.
Bebloed, bezweet, maar opgelucht,
hield hij de weegschaal nog eenmaal in de lucht.
Dan smeet hij haar in de gegraven kuil.
Zoals zijn leven.
Ook al was hij nu smerig en heel vuil,
't was hem om 't even.
Een verwonderde witte bosduif,
had alles waargenomen.
Ze vloog plotseling omhoog en is
op zijn schouder neergekomen.
Hij streelde haar met de rechterhand,
de linker in de broekzak.
Ze begaven zich op weg naar anderland,
gelukkig met zijn bevuilde pak.