Gevonden liefde
De warmte die zij voelden
Vanaf de allereerste blik,
Dit kan nooit bekoelen
Hoog staat bij hen het kwik.
Hij zag haar parelmoeren ogen,
Glinsterend in de zonnegloed,
Hij was meer dan opgetogen
Zij koesterden zijn gemoed.
Zij zag naar hem of ze zeggen wilde:
Jou zoek ik, Prins die mij ontbrak,
Waar hij dus haar honger stilde
Waar brandende liefde de kop opstak.
De natuur deed toen haar warme plicht;
Zij dronken uit de liefdes bron
Ineen gestrengeld, de ogen dicht,
Opgesloten als in een cocon.
In stroomversnelling ging hun leven
Hun geluk werden zij nimmer moe.
Vogels zongen zeer gedreven
Hen een lang en gelukkig leven toe.
29-07-‘06