In mijn hardheid,ben jij mijn tederheid.
In mijn zwakheid,ben jij mijn mildheid.
In mijn eenzaamheid,mijn geborgenheid.
En komt er een tijd dat jij me niet verwent,mij niet meer kent.
Dan ben ik als een leegstaand huis,uitgeleefd en koud.
Dan om wat heenging rouwt,toch niets mij tegenhoudt jou te nemen,zoals jij bent.