Amsterdam
Wel, in de trein uit Amsterdam
van even vóór halfnegen,
zat jij daar toen ik binnenkwam
buiten viel toen de regen.
Je praatte over dit en dat,
ik kon jullie daar horen,
met iemand die daar bij je zat
'k was plotseling verloren.
Op een moment, 't was toen al laat,
't treinstel was haast verlaten
begon jij zonder meer, kordaat,
je kon het niet nalaten
Zomaar te kijken in het raam
naar de weerspiegelingen
't beeld van je hoofd, van je lichaam,
je haar, andere dingen.
Je nam een borstel uit je tas,
je borstelde je haren,
je voelde je echt in je sas
en bleef je beeld aanstaren.
Je deed je haren in een wrong,
liet ze dan weer gauw hangen
je likte even met je tong
en wreef over je wangen.
Je trok een rare, gekke snoet
naar niemand ginder buiten,
je evenbeeld deed 't evengoed
en trok ook gekke snuiten.
Plots zag je dat ik naar je keek
je was echt niet verlegen,
je was niet bang, je werd niet bleek,
was iets aan 't overwegen.
Je wierp een kushand naar de ruit
nou, dat was even durven,
je wachtte toen, lippen getuit,
j' had me al bij de lurven
Want 'k ben toen heel snel opgestaan
'k wilde je minnekozen
en heb je beeld gewoon spontaan
gekust, ja zonder blozen.
Sindsdien reizen we vaak tesaam
naar hier uit Amsterdam
en zitten steeds weer aan dat raam
waar ik je tegenkwam.
(10.08.2006)