Jij
Al de zeilboten wiegden,
deinden op zee.
Jij kwam eraan, je zweefde,
begreep wat ik beleefde
en ging maar mee.
De wind greep in de zeilen,
bolden hooguit.
Jij stond vooraan, je lachte
en wist wat ik verwachtte,
kleedde je uit.
De zon scheen in mijn ogen,
jij zeemeermin.
En spontaan, de wind ruimde
terwijl de golftop schuimde,
naakte godin.
Zie ik je in mijn dromen?
Realiteit?
Jij riep op mij, jij kuste
terwijl ik maar berustte,
in eeuwigheid.
(11.08.2006)