Sprakeloos, diep bedroefd en gans ontredderd
Las ik dit gedicht onder een zwarte lucht
“Mijn vrouwtje, mijn eerste liefde” : ontmaskerd
Schreef mijn schoonbroer in één versje, net een zucht
Zijn dichterlijk talent was neer gekledderd
Met verzen door de duivel rijmend bevrucht
“Mijn eerste geloof, mijn eerste hoop”: gans versperd
Door het uit vier winden komende gerucht
Een galgen maaltijd met een bitter dessert
Door vrouw en kind bedrogen en nu geducht
“mijn eerste vertrouwen”: die mijn nagel werd
“Mijn eerste nagel” en het klonk als een klucht
Doch het venijn zat reeds te diep verankerd
De liefde gesnoerd en bijna zonder lucht
“Maar ook mijn laatste”: sprak hij geankerd
Als kromme nagel roesten al op de vlucht
Stom en terneer geslagen gans belabberd
Zag ik het einde ener adelaarsvlucht
Hoe iemand vals onschuldig werd belasterd
Kiezend voor de liefde en niet voor ontucht